PDF Opties

Bijlage I Toekomstscenario's

Bij de begrotingsbehandeling van vorig jaar heeft de raad gevraagd om toekomstscenario’s op te stellen die perspectief bieden op een sluitende begroting wanneer het Rijk de financiering van de gemeenten ongewijzigd laat. Het college is sinds de vorige begrotingsbehandeling bezig geweest met deze voorbereidingen. Er is breed geïnventariseerd binnen de organisatie welke mogelijke ruimte er is binnen de begroting en welke knoppen er zijn om aan te draaien. Het college benadrukt daarbij dat het gaat om voorbereidingen voor het geval dat de financiering van gemeenten ongewijzigd blijft. Zolang er onduidelijkheid blijft vanuit het Rijk, is een besluit over welke maatregelen bij deze Voorjaarsnota en mogelijk ook bij de begrotingsbehandeling in november, nog niet aan de orde.

Dat is conform het begrotingsadvies van de VNG om ombuigingen voor te bereiden, maar deze nog niet door te voeren. Wij kunnen ons vinden in het advies van de VNG en daarmee komt uw verzoek om scenario’s op het juiste moment. De daadwerkelijke uitkomsten van de onderhandelingen met het Rijk zijn in grote mate afhankelijk van de kabinetsvorming en de uitkomsten van de lopende onderhandelingen. Gedurende die tijd verwachten wij geen duidelijkheid vanuit het Rijk. Het college ziet de gepresenteerde mogelijkheden daarmee als voorbereidingen op de mogelijke uitkomsten vanuit Den Haag. Deze voorbereidingen geven zicht op welke knoppen er zijn om aan te draaien en welke maatregelen in beeld komen als de huidige ingeslagen koers door het Rijk ongewijzigd blijft.

Dit onderdeel van de Voorjaarsnota bestaat uit 4 delen. Eerst staan we stil bij de mogelijke scenario’s van extra compensatie vanuit het Rijk1. Die compensatie en de uiteindelijke hoogte daarvan bepalen in grote mate of de hier gepresenteerde mogelijkheden om de begroting sluitend te maken al dan niet moeten worden doorgevoerd. Daarna staan we op hoofdlijnen stil bij de knoppen die er zijn om aan te draaien. De geïnventariseerde maatregelen zijn onder te verdelen in een aantal bouwstenen, zowel aan de inkomsten- als de uitgavenkant van de begroting. Daarin zitten keuzes die onderdeel zijn van het gesprek over welke scenario’s we gezamenlijk als bestuur voor de gemeente Purmerend zien. Daar zijn scenario’s in te herkennen. Dat is het derde onderdeel. Ten slotte staan we stil bij het vervolg en hoe het college het gesprek over de toekomstscenario’s voor zich ziet.

Compensatiemogelijkheden Rijk vanaf 2026

2025

2026

2027

2028

Scen. 1

Compensatie opschalingskorting

-

3.000

3.000

3.000

Scen. 2

Compensatie accres, bbp-systematiek

-

10.500

12.200

14.800

Scen. 3

Compensatie accres, bbp-systematiek en opschalingskorting

-

13.500

15.200

17.800

In het eerste scenario wordt de opschalingskorting bevroren met een direct positief effect op de begroting van € 3 miljoen structureel. Dat betekent ook dat van de gepresenteerde toekomstscenario’s er voor eenzelfde bedrag minder aan keuzes nodig is. Ondanks dat er signalen zijn vanuit Den Haag dat het demissionaire kabinet mogelijk voor het bevriezen van de opschalingskorting kiest, gaan wij daar -vanwege de onzekerheid ten tijde van deze Voorjaarsnota- nog niet van uit.

Wat deze scenario’s aan compensatie nog meer laten zien is, dat indien het Rijk niet had gesleuteld aan de manier waarop gemeenten financiering ontvangen, de begroting ook zonder toekomstscenario’s sluitend zou zijn. Precies door deze keuze ontstaat het begrotingstekort vanaf 2026 en verder. Bij een onaangepaste systematiek – scenario 3 – is het niet nodig om vanaf 2026 en verder maatregelen te nemen. Maatregelen die we, net als andere gemeenten, niet willen nemen omdat het mogelijk zichtbare en merkbare gevolgen heeft voor de lokale lasten, het voorzieningenniveau en de dienstverlening.

Dat terwijl de gemeentelijke opgaven al divers en groot zijn. We doen daarom nogmaals een oproep aan het Rijk om snel meer duidelijkheid te verschaffen en terug te keren naar de gebruikelijke manier van financiering. In deze scenario’s is geen rekening gehouden met een nog verslechterend perspectief. Ook dat is nog een mogelijke uitkomst van de onderhandeling met het Rijk. De gemeentelijke opgave om tot een sluitende begroting te komen wordt dan groter.

Te weinig bijdrage van het Rijk op belangrijke opgaven
Overigens komt dit aanvullende tekort bovenop de al beperkte financiering vanuit het Rijk op enkele opgaven. Vaak gaat het om taken die door het Rijk zijn overgedragen maar waarvan het financieringsvraagstuk steeds vaker inzet is van strijd tussen gemeenten en het Rijk. Een van deze opgaven is de jeugdzorg, waar we al jaren structureel zien dat de bijdrage die het Rijk verstrekt onvoldoende is voor de totale kosten. Dat geldt voor Purmerend niet anders dan voor andere gemeenten. In 2019 was het verschil tussen de Rijksbijdrage en de daadwerkelijke kosten circa € 2,8 miljoen. Dat tekort loopt de komende jaren verder op door een afnemende Rijksbijdrage totdat er in 2026 een verschil is van € 13 miljoen aan kosten die ten laste komen van de gemeentelijke begroting.

Toekomstscenario’s
Bij de toekomstscenario’s gaat het in feite om het ontwikkelen van een gezamenlijk perspectief op de beïnvloedbare ruimte in de begroting. Aan welke knoppen kunnen en willen wij als gemeente draaien om ons huishoudboekje in balans te houden? Daar is geen limitatieve lijst voor, noch is er een gemakkelijke oplossing. We hebben daarom de begroting goed tegen het licht gehouden en zien daarmee verschillende mogelijkheden om de inkomsten te verhogen, danwel de kosten te verlagen. In alle gevallen hebben de gevolgen gelijk effect op de inwoners van de gemeente. Soms in hogere lasten, soms in een (ernstige) beperking van het voorzieningenaanbod.

Aan de inkomstenkant is er ruimte te creëren in de begroting door het verhogen van de OZB en het meer kostendekkend maken van de leges. Aan de uitgavenkant gaat het om hoe ver we als gemeente gaan in het uitvoeren van een taak, of deze wettelijk is of we die taak uitvoeren omdat we hem belangrijk vinden. We hebben het dan onder andere over het niveau van maatschappelijke voorzieningen of het onderhoud in de leefomgeving. In onderstaande tabel geven we het overzicht van de geïnventariseerde opties. Totaal gaat het in de jaren 2027 en 2028 om een bedrag van circa € 12 tot € 13,7 miljoen.Daarmee komt een sluitende begroting voor deze jaren in het zicht.

Als het Rijk de komende tijd niet over de brug komt met extra compensatie, maakt onderstaande tabel zichtbaar waar de pijn zit en welke opties we hebben als gemeente om het tekort vanaf 2027 om te buigen. Niets is daarin zonder gevolgen en juist in een groeiende gemeente en met de ingeslagen koers zullen deze maatregelen voelbaar zijn in de gemeente. Indien het Rijk niet afwijkt van de huidige plannen heeft het mogelijk gevolgen voor de lastendruk van inwoners, maar ook voor het niveau van maatschappelijke voorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte in de gemeente. Het zal ook niet zonder gevolgen blijven voor maatschappelijke organisaties, verbonden partijen of gemeenschappelijke regelingen. En vanzelfsprekend heeft het ook gevolgen voor de capaciteit in de organisatie en het niveau van de interne dienstverlening.

2026

2027

2028

A. Bouwsteen Inkomsten

Verhogen OZB (jaarlijks 3%)

636

1.299

1.994

Leges overall meer kostendekkend maken

175

175

175

Afschrijvingstermijnen aanpassen wegen en bestrating

100

100

100

Slopen en afstoten verkoop diverse panden vastgoed

-

162

162

Hogere doorbelasting aan markten & kermis elektra

-

130

130

Hogere doorbelasting straatreiniging aan afval

-

500

500

Subtotaal

911

2.366

3.061

B. Bouwsteen Samenleving

Kunst en Cultuur

145

291

582

Sport en Recreatie

284

605

1.210

Onderwijs

20

75

75

WMO (maatwerkvz/WMO nieuw/Volksgzh/Voorliggende voorz)

1.275

2.300

2.300

Werk en inkomen

140

200

200

Budget subsidiepartners welzijn

-500

-500

-500

Cameratoezicht Handhaving & Toezicht

-

35

35

Aanpassing dienstrooster (van 3 naar 2 groepen)

-

407

407

Subtotaal

1.364

3.413

4.309

C. Bouwsteen Dienstverlening

Taakstellingen gemeenschappelijke regelingen

-

700

700

Afschalen regionale samenwerking (0,5 fte)

-

35

35

Minder participeren met bewoners B&O

-

100

100

Reiniging: grafiity en hondenbeleid

-

200

200

Verminderen externe inhuur

-

150

300

Versoberen arbeidsvoorwaarden

150

200

250

Versoberen interne dienstverlening

50

50

50

Omgevingsteam / Toezicht en Handhaving

-

198

202

Subtotaal

200

1.633

1.837

D. Bouwsteen bestaande gemeente

Vermindering toestellen op speelplaatsten

-

100

100

Vervallen plan uitbreiding Leeghwaterpark (exploitatiekosten)

-

274

274

Beheer niveau onderhoud verlagen van B naar C-niveau: groen & spelen. Beheer & onderhoud

-

1.100

1.100

Versoberen uitvoering laatste 4 parken parkenplan

-

400

400

Temporiseren Bomenplan en Omvormingen heestervakken

-

880

880

Subtotaal

2.754

2.754

E. Bouwsteen nieuwe gemeente

Afschaffen duurzaamheidsweek

-

30

30

Inzet reserve duurzaamheid

-

1.500

1.500

Afschalen gebiedsontwikkeling

-

250

250

Subtotaal

-

1.780

1.780

Totaal aan toekomstscenario's

2.475

11.946

13.741

Ruimte voor keuzes
Bovenstaande maatregelen geven een beeld van de reële mogelijkheden en opties die er zijn om het begrotingstekort om te buigen. Daarin zitten keuzes, die vragen om richting over hoe we de ontwikkeling van onze gemeente voor ons zien in het licht van minder financiering vanuit het Rijk. Aan de inkomstenkant gaat dat met name over de hoeveelheid verhoging van de OZB. Extra inkomsten betekent dat er minder maatregelen uit bovenstaande tabel nodig zijn en dat er zo minder bezuinigingen hoeven plaats te vinden vanaf 2027. Aan de uitgavenkant gaat het om het voorzieningenniveau. We herkennen daarin ‘bouwstenen’ waarmee accenten kunnen worden gelegd: op de samenleving, de dienstverlening (o.a. in de leefomgeving), de bestaande en de toekomstige gemeente.

Bouwsteen 1: Inkomsten verhogen
Nu een deel van de inkomsten vanuit het Rijk zijn weggevallen, heeft het college verkend welke mogelijkheden er zijn voor meer inkomsten. Naast de OZB, de precario en de toeristenbelasting zijn er geen aanvullende (wettelijke) opties om de lokale inkomsten te verhogen. De meeste ruimte zit daarmee in het verhogen van de OZB. Een stijging van het tarief van 3% levert extra begrotingsruimte op van € 636.000. In vergelijking met omliggende gemeenten (onderstaande tabel) zijn de woonlasten en de OZB in Purmerend nog altijd relatief laag. Wel dient hierbij te worden opgemerkt dat het gaat om een momentopname en dat we verwachten dat meer gemeenten kijken naar een verhoging van de OZB voor extra inkomsten.

Woon-
lasten*

OZB

afvalstoffen-
heffing

riool-
heffing

Purmerend

954

364

375

215

Edam-Volendam

918

329

397

192

Waterland

867

368

311

188

Zaanstad

1010

346

348

316

Wormerland

1088

450

363

276

Landsmeer

1437

666

512

260

Oostzaan

1400

646

407

348

*uitgangspunt 3-persoonshuishouden

Een verhoging van de OZB betekent minder bezuinigingen vanaf 2027. Het biedt zo ruimte om de zaken te blijven doen die we belangrijk vinden en waarmee we het voorzieningenniveau van de gemeente in stand houden. Voorzieningen die voor iedere Purmerender toegankelijk zijn en nodig zijn in een groeiende stad. Wel betekent het meer lastendruk via de lokale heffingen. Het college vindt het van belang dat de mate waarin de OZB wordt verhoogd proportioneel blijft. Het college heeft daarom in de toekomstscenario’s een jaarlijkse stijging van 3% opgenomen, waarmee in 2028 circa € 2 miljoen aan extra ruimte blijft bestaan. Deze verhoging komt bovenop de reguliere jaarlijkse indexatie van het tarief. Deze en de overige extra inkomsten zijn opgenomen onder bouwsteen inkomsten.

Bouwsteen

2026

2027

2028

1: Inkomsten

911

2.366

3.061

2: Samenleving

1.364

3.413

4.309

3. Dienstverlening

200

1.633

1.837

4. Bestaande gemeente

-

2.754

2.754

5. Toekomstige gemeente

-

1.780

1.780

Totaal

2.475

11.946

13.741

Keuzes in de uitgaven
Naast de extra ruimte die mogelijk komt vanuit het Rijkm en die we zelf creëren met de bouwsteen inkomsten, staan er keuzes in de uitgaven. Daarin zitten de merkbare maatregelen die iets betekenen in de samenleving, de leefomgeving en de dienstverlening. Totaal gaat het om circa € 9,6 (2027) en € 10,6 miljoen (2028) aan maatregelen die zijn verkend. Het college ziet in deze maatregelen bouwstenen waarmee accenten kunnen worden gelegd in de ombuigingen mochten deze daadwerkelijk nodig zijn. De bouwstenen zijn in bovenstaande tabel (bedragen x € 1.000) weergegeven en leggen het accent op de samenleving, de dienstverlening, de bestaande of de toekomstige gemeente.

Bouwsteen 2: Samenleving
Alle ontwikkelingen in de samenleving hebben effect op de inspanning die we als gemeente leveren. Omgekeerd hebben onze inspanningen en uitgaven effect op de inwoners van Purmerend en hoe zij wonen, leven en werken. De uitkomsten daarvan zijn soms direct te zien of te voelen, maar sommige effecten merken we pas op de (middel)lange termijn. Dat maakt de ombuigingen binnen de maatschappelijke uitgaven lastig. Maar, een opgave als deze kan ook een aanjager zijn van maatschappelijke veranderingen. Het biedt de mogelijkheid om anders te kijken naar onze maatschappelijke inzet en de rol van de samenleving hierin. We kijken daarom in deze bouwsteen naar de breedte van het maatschappelijke veld via de beleidsvelden uit de begroting.

Bouwsteen 3: Dienstverlening
In deze bouwsteen ligt het aandachtsgebied op de gemeenschappelijke regelingen, de organisatie en de dienstverlening in de leefomgeving. Voor gemeenschappelijke regelingen volgen we de ‘trap op, trap af’ systematiek waarbij zij meegroeien en meekrimpen met de gemeente. We verwachten dat ook andere gemeenten naar deze systematiek kijken. Indien de ombuigingen nodig zijn dan geldt dat ook voor de ambtelijke organisatie, waar opties om de interne dienstverlening en arbeidsvoorwaarden te versoberen. Daarin zitten ook kansen als het verminderen van de externe inhuur door middel van een taakstelling. Voor de dienstverlening in de leefomgeving is het mogelijk om af te schalen op participatie bij vervangingsprojecten, graffiti-verwijdering en de regionale samenwerking.

Bouwsteen 4: Bestaande gemeente
We hebben een dubbele opgave in onze omgeving – zowel in de bestaande als de toekomstige gemeente. In de bouwsteen van de bestaande gemeente zitten onder andere het uitvoeringsniveau van het bomenplan, het versoberen van de kwaliteit van de openbare ruimte en het versoberen van de laatste 4 parken van het parkenplan. Deze maatregelen zijn niet zonder gevolgen en zijn merkbaar in het leefklimaat. Die zijn misschien niet altijd direct zichtbaar, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid in de buurten en wijken. De afgelopen jaren hebben we gezien hoe belangrijk continuïteit van budgetten is voor een succesvol beheer van de openbare ruimte, en wat de opgave is indien een inhaalslag moet worden gemaakt.

Bouwsteen 5: Toekomstige gemeente
In deze bouwsteen ligt het accent op de toekomstige gemeente. Het gaat in deze bouwsteen met name om het gebruiken van de reserve duurzaamheid vanaf 2027 en 2028. Dat is een mogelijkheid die direct raakt aan het werken aan een toekomstbestendige en leefbare gemeente en doet daarmee pijn. Tegelijkertijd is deze met alle andere opties ook in beeld en even onwenselijk. Andere maatregelen die in deze bouwsteen zitten is het afschalen van de capaciteit voor gebiedsontwikkelingen met ongeveer 3 fte. Wat voor gevolgen dat heeft voor de bestaande gebiedsontwikkelingen werken we verder uit richting de begroting.

Welke keuzes maken we richting de toekomst?
De onduidelijkheid vanuit het Rijk maakt dat het nog hoogst onzeker is hoeveel van deze maatregelen nodig zijn vanaf 2027. Het is daarmee te vroeg voor een besluit over welke keuzes we daarin maken als gemeente. Wel geeft het een eerste beeld van de mogelijkheden die er zijn om het tekort om te buigen en de begroting sluitend te maken. Het college ziet in de bouwstenen mogelijkheden om te ‘schuiven’. Daar zitten keuzes in wat voor gemeente we willen zijn in de toekomst en welke accenten we daarin leggen. Zo kan er worden gekozen voor het verhogen van de inkomsten om minder te hoeven bezuinigen. Of kan er gekozen worden om de lasten niet te verhogen en juist de uitgaven te verminderen. Het college presenteert drie scenario’s bij wijze van voorbeeld. Deze zijn weergegeven in onderstaande figuren en zijn bedoeld om aan te geven hoe er kan worden ‘geschoven’ in de gepresenteerde bouwstenen.

We doen een beroep op de kracht in de samenleving. We hebben het vaak gezegd, maar nu stoppen we met ‘geen kind valt buiten de boot’. We stimuleren dat gezinnen en hun omgeving zich zelf verantwoordelijk voelen voor elkaar en minder beroep hoeven doen op de overheid voor hulp. Dat zal niet zonder slag of stoot gaan, maar het is een koers die we hebben ingezet. Uiteraard helpen we degenen die het echt niet meer kunnen, maar er is een bovengrens die in de gemeente tot uitdrukking komt. De lasten worden niet veel hoger en we beperken de verhoging van de OZB. We voeren de wettelijke taken uit maar gaan niet veel verder dan dat. Dit scenario toont hoe het niet verhogen van de inkomsten betekent dat er een relatief groter deel van de voorbereide maatregelen doorgevoerd moeten worden om de begroting sluitend te krijgen.

Meer inkomsten betekent minder bezuinigingen in de overige ‘bouwstenen’. In dit scenario kiezen we ervoor het zwaartepunt te leggen op meer inkomsten. Dat doen we omdat we van mening zijn dat er weinig ruimte is om af te schalen of het voorzieningenniveau te laten dalen, gelet op de hoeveelheid opgaven die we voor ons zien. We vinden het belangrijk dat de kwaliteit van voorzieningen en in de buitenruimte behouden blijft. In dit scenario is er daarom, naast de maatregelen die kunnen worden genomen zonder spijt, geen ruimte voor grote bezuinigingen op de andere bouwstenen. Dat bekostigen we door de OZB relatief veel te verhogen.

In dit scenario zetten we in op het zorgen voor de samenleving en ligt het zwaartepunt op de maatschappelijke beleidsvelden – waaronder wonen, kunst & cultuur, zorg en jeugdzorg. We schuwen niet om de OZB te verhogen en ontzien vooral de maatschappelijke voorzieningen en beleidsvelden – en blijven investeren waar we dat kunnen doen. We geven relatief veel geld uit aan jeugdzorg. Ook de publieksdienstverlening blijft op het huidige peil en we bezuinigen iets minder op onderhoud om ook zo goed mogelijk de meldingen van bewoners over de openbare ruimte goed op te kunnen pakken. Dat heeft onder andere ook gevolgen voor de ambtelijke capaciteit. Met dit scenario proberen we ook te tonen dat indien de inkomsten iets worden verhoogd, er keuzeruimte ontstaat waar de focus wordt gelegd op de andere bouwstenen. Het is ook mogelijk om een ander aandachtsgebied te kiezen, bijvoorbeeld de dienstverlening of de toekomstige gemeente.

Vervolg richting de begroting
Het advies van de VNG is om ombuigingen voor te bereiden maar deze nog niet door te voeren. Daarvoor zijn er nog te veel financiële ontwikkelingen, en is het nodig om de consequenties van de verschillende keuzes of zoekrichtingen verder uit te werken. Het is nog geenszins een zekerheid dat de maatregelen die hier zijn opgenomen ook daadwerkelijk worden doorgevoerd. De bovenstaande scenario’s zijn voor nu een eerste handvat dat bedoeld is om perspectief te geven over de toekomst van onze gemeente en te voorzien om daarover het onderlinge gesprek te voeren. Wel laat het zien dat het merkbare en voelbare gevolgen zal hebben in onze gemeente. Het is nodig om daarin accenten te leggen en te zoeken waarvoor we als gemeente blijven staan en welke keuzes daarbij horen.

Deze voorjaarsnota is het startschot van dat gesprek. Vanzelfsprekend houden wij u de komende periode op de hoogte van de ontwikkelingen vanuit het Rijk. Zodra er meer bekend is over de meicirculaire informeren we u over de gevolgen voor de begroting en de toekomstscenario’s. Na het zomerreces organiseren we met u een aantal werkbijeenkomsten waarin we de toekomstscenario’s en de onderliggende maatregelen verder met elkaar bespreken. Totdat de gewenste duidelijkheid er is vanuit het Rijk is een besluit over precies die scenario’s nog niet aan de orde.

  1. In de Miljoenennota 2024 is per 2027 een overstap voorzien naar een nieuwe methode voor de jaarlijkse indexering van de algemene uitkering in het gemeentefonds. De ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) is dan maatgevend in plaats van de trap-op-trap-af-systematiek. Het prijsdeel bruto binnenlands product is op basis van het geraamde prijspeil bbp van het lopende jaar, zoals geraamd met het CEP (Centraal Economisch Plan) in het voorjaar. Het prijsaccres moet prijsstijgingen van de inkoop opvangen en het deel van het stijgen van de lonen voor koopkrachtbehoud (onder andere door inflatie). Het volumedeel bruto binnenlands product is op basis van het historisch gemiddelde van de gerealiseerde volumegroei bbp in de afgelopen 8 jaar (t-9 t/m t-2). Het is het indexpercentage van MEV (Macro Economische Verkenning) van het CPB (Centraal Planbureau). Het reëel accres, dat is gebaseerd op de volumegroei bbp, kan benut worden voor het opvangen van stijgende kosten door volumegroei, zoals door een stijgend inwonertal, en voor het opvangen van de reële stijging van de lonen. Hoewel de nieuwe financieringssystematiek stabiliteit kan brengen, schiet ze tekort om de groei van de uitgaven voor zorgkosten door vergrijzing en infrastructuur (uitbreiding, vernieuwing, renovatie, onderhoud en beheer) op te vangen. Vanwege deze bedenkingen van de VNG en het IPO loopt er een discussie met de fondsbeheerders.